Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als nu Abram [1]negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben [2]God, de Almachtige! Wandel [3]voor Mijn aangezicht, en zijt [4]oprecht! 1. Hebr. een zoon van negentig jaar en negen jaren. Dit was het vijf en twintigste jaar ndat hij de belofte van de vermenigvuldiging zijns zaads in Haran ontvangen had; boven hfdst.12 vs.2,3,4. 2. Dat is, die niet alleen sterk en vermogend ben, om u tegen alle kwaad te bewaren, maar ook genoegzaam, om u met alle goederen naar lichaam en ziel te verzorgen; als zijnde een God, die de genoegzaamheid in mijzelven eeuwiglijk en onveranderlijk tot mijn bondgenoot aanneem. 3. Zonder geveinsdheid en met een oprecht hart Mij vertrouwende, en Mij als in mijne tegenwoordigheid vrezende; alzo onder hfdst.24 vs.40; verg. boven hfdst.5 vs.22,24. 4. Zie boven hfdst.6 vs.9.